Aefke ten Hagen (44) woont met haar man en twee kinderen in Utrecht. Ze is communicatieadviseur bij Lister, een van de leden van Valente. En ze heeft een bipolaire stoornis. Op haar dertigste kreeg ze de diagnose. ‘Acht jaar daarna kregen we ons eerste kind,’ vertelt Ten Hagen, ‘en anderhalf jaar daarna kwam de tweede.’ Ze kozen bewust voor kinderen, maar het was geen makkelijke afweging.
‘We wisten allebei dat het moeilijk zou zijn. Het is nogal wat om een kind op te voeden met een bipolaire stoornis. Mijn man wist ook: dan sta ik er dus af en toe alleen voor. En ik weet dat het erfelijk is, mijn vader had het ook. Maar onze wens was sterker dan de angst.’
Het scheelt dat ze al een paar jaar wist waar ze last van had, denkt ze, en wist hoe ze ermee om moest gaan. ‘Ik ben eigenlijk niet bang voor heftige episodes. De kinderen zijn nu al vijf en zes, en het gaat goed, onder andere door de lithium die ik slik. Maar ik ken ook ouders met een bipolaire stoornis die zijn opgenomen. Dat is heel naar en ontwrichtend voor het gezin. Mocht het bij mij misgaan, dan hebben we gelukkig een groot netwerk van mensen die kunnen helpen.’
Zoeken
Een paar jaar geleden moest Ten Hagen helaas terugvallen op dat netwerk. ‘Het begint met dat ik minder zin heb om te werken, vriendinnen te zien, of te sporten. Langzaam wordt ik steeds chaotischer, somberder en kan ik het allemaal niet meer overzien.’ Uiteindelijk volgt dan de depressie. ‘Drie jaar geleden was ik ernstig depressief en kon niet voor mijn kinderen zorgen. Ik heb er toen voor gekozen om thuis te blijven in plaats van een opname, met hulp van mijn schoonouders en Altrecht.’
In het begin was het zoeken, maar nu weten Ten Hagen en haar man de weg naar hulp goed te vinden. ‘Ik denk sowieso dat het veel zoeken is – bij psychische aandoeningen maar zeker bipolariteit: je merkt het achteraf, je moet terugkijken op je episodes, dus het vinden van de juiste behandeling is moeilijk. En in de tijd van mijn vader was de behandeling ook zeker nog niet zo goed als nu.’ In die tijd werd het nog ‘manisch depressief’ genoemd. Die benaming is sindsdien gewijzigd, omdat mensen dachten dat het ‘heel erg depressief’ betekende. ‘Er werd bovendien nooit gekeken naar het gezin, wat zij nodig hadden.’
Het belangrijkst, zegt Ten Hagen: praat erover, wees open. Waar je last van hebt, wat er gebeurt. ‘En als kind van een ouder met psychiatrische problemen: neem iemand in vertrouwen, zoals een lieve juf.’
Soep van tafelpoten
Onlangs verscheen het kinderboek dat Ten Hagen heeft geschreven bij Kluitman, over de elfjarige Fiep die een bipolaire moeder heeft. ‘Mijn moeder kookt soep van tafelpoten’, heet het. Voor de hoofdpersoon van het boek is het niet altijd makkelijk met haar moeder, ze schaamt zich soms en maakt zich zorgen. Toch hoort het er voor haar ook gewoon bij.
Dat laatste geldt ook voor Ten Hagens kinderen: ‘We praten erover, ze zien dat ik medicatie neem, en ze zijn nog te jong om het te lezen maar weten van het boek. Het is gewoon onderdeel van hun leven. Er komt geen groot moment als ze ouder zijn van ‘we moeten jullie iets vertellen’.’
Ze schiet in de lach: ‘Als ik manisch ben, merken de kinderen dat natuurlijk en soms maken ze daar handig gebruik van. Als ze een ijsje of een knuffel willen, weten ze dat dat de momenten zijn om het te vragen.’
Hoewel Ten Hagen zelf ook kind was van een ouder met psychiatrische problemen (KOPP-kind, is de term die gehanteerd wordt), vond ze het toch moeilijk om in kindertaal te schrijven over bipolariteit. ‘De eerste versie was veel te volwassen en te weinig vanuit hoe het is vanuit het kind. Misschien ben ik ook wel vergeten hoe het was met mijn vader. De uitgever zei dat ik soms te lief was, Fiep mocht echt wel bozer zijn op haar moeder.’
Ervaring inzetten
Welke plek heeft haar psychische kwetsbaarheid op het werk? ‘Ik werk bij Lister, een instelling voor mensen met psychiatrische en verslavingsproblemen. Als communicatieadviseur heb ik niet dagelijks te maken met cliënten, maar er is zeker contact.’ Ze is even stil. ‘Ik ben me ervan bewust dat ik hier cliënt was geweest als het iets anders was gelopen.’
Zelf is ze meer gaan praten met collega’s dan eerder. ‘Ik heb lang gewacht; ik wilde aangenomen worden om wie ik ben en wat ik kan, niet om mijn ervaringskennis. Maar dat is mijn keuze, het kan ook dat je er wel voor kiest je kwetsbaarheid meteen op de werkvloer te delen. Toen ik die zware depressie kreeg heb ik het wel verteld, toen werd het relevant. Er werd erg goed op gereageerd.’
Je hoeft ook niet met iedereen te praten, vindt Ten Hagen. ‘Je kunt niet verwachten dat iedereen altijd alles maar begrijpt; ik begrijp mezelf nauwelijks, je kunt dat niet van een ander verwachten. Maar ik raad iedereen aan om een vertrouwensfiguur te zoeken. Er is altijd wel iemand.’
Ten Hagen maakt soms ook cliëntinterviews voor personeelsmagazine. ‘Ik probeer dan om alleen maar te luisteren en geen oordeel te hebben. Ik kan me inleven in hoe ze in het leven staan.’ Op dezelfde manier werkt ze ook aan openheid en destigmatisering bij collega’s.
‘Afgelopen zomer heb ik een manie gehad: ik had veel energie, veel ideeën en praatte heel veel. Fijn aan werken bij een zorginstelling als Lister is dat mensen het hier herkennen, soms zelfs eerder dan jijzelf, en je kunnen remmen: je moet op jezelf passen. Ze vinden niet zo gauw iets gek.’
Meer over bipolariteit
Een bipolaire stoornis is een psychische aandoening met (hypo)manische en depressieve episodes, onderbroken door stabiele periode. De stoornis wordt ook manisch-depressieve stoornis genoemd. De bipolaire stoornis herken je door de uitersten in stemming en activiteit. Bipolariteit komt voor bij ongeveer 1.3% van de Nederlanders. Dit zijn ongeveer 210.000 personen, waaronder vrijwel even veel mannen als vrouwen.
Op de website www.plusminus.nl is meer informatie te vinden over bipolariteit.